De beëindiging van agentuurovereenkomsten tijdens de proefperiode ontneemt de agent niet het recht op schadevergoeding – eerste toepassingen van de nieuwe jurisprudentie
Op 8 november 2018 heeft de handelsrechtbank van Dijon (Frankrijk) geoordeeld dat als een aannemer de positie van handelsagent genoot vanaf het begin van de proefperiode, een beëindiging van het contract tijdens de proefperiode de agent niet kan beroven van de voorafgaande kennisgeving en de vergoeding waarop hij/zij recht heeft (artikelen L. 134-11 en -12 Franse handelswet).
In het onderhavige geval heeft de principaal twee agentuurovereenkomsten gesloten, die elk een proefperiode van een jaar bevatten. Voor het verstrijken van de proefperiode beëindigde de principaal het contract en weigerde hij de agent een vergoeding te betalen.
Op Europees niveau heeft het Hof van Justitie onlangs het EU-recht geïnterpreteerd en geoordeeld dat beëindiging tijdens de proefperiode de agent geen vergoeding ontneemt waarop hij recht heeft onder wettelijke voorwaarden (beslissing van 19th April 2018, zaak nr. C-645/16, interpretatie van EU-richtlijn nr. 86/653/CEE betreffende de handelsagenten).
De beslissing van het Hof van Dijon is waarschijnlijk een van de eerste beslissingen van lagere rechtbanken waarin E.U.-jurisprudentie wordt toegepast en breekt dus met de eerdere Franse arresten (bijv. Frans Hof van Cassatie, 23rd juni 2015, zaak nr. 14-17.894).