Het doel van deze nieuwe hervorming is om het aantal lopende rechtszaken over abrupte beëindiging te verminderen door codificatie van bepaalde gerechtelijke praktijken en enige juridische vereenvoudiging. Het is echter onwaarschijnlijk dat dit doel zal worden bereikt.
De Franse ordonnantie nr. 2019-359 van april 2019 wijzigt de wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op concurrentiebeperkende praktijken, waaronder de afdeling van het Franse Wetboek van Koophandel over de abrupte beëindiging van zakelijke relaties.
De sleuteltekst wordt nu de sect. 442-1 II van het Franse Wetboek van Koophandel die het beginsel van aansprakelijkheid bevat in geval van een abrupte beëindiging van de commerciële relatie, d.w.z. een beëindiging zonder voldoende voorafgaande kennisgeving (“met name rekening houdend met de duur van de commerciële relatie, met verwijzing naar handelspraktijken of interprofessionele overeenkomsten“).
De belangrijkste wijzigingen zijn als volgt :
1° de nieuwe tekst geeft de rechter meer vrijheid om te oordelen of de voorafgaande kennisgeving voldoende is, zonder zich uitsluitend te moeten concentreren op de duur van de relatie (de woorden “in het bijzonder” zijn toegevoegd, wat er in wezen op neerkomt dat een voorafgaande rechtspraktijk wordt gewijd aan het in aanmerking nemen van alle relevante elementen, niet alleen de duur van de relatie).
2° zijn geschrapt : (a) de verwijzing naar de uitvoeringsbesluiten die voorheen minimale voorafgaande kennisgevingen konden vastleggen, alsook (b) de regel volgens welke de duur van de kennisgeving moet worden verdubbeld voor producten die onder het merk van de distributeur worden verkocht.
3° De invoeging van een maximum van 18 maanden voor de voorafgaande kennisgeving : “de partij die de relatie beëindigt, is niet aansprakelijk voor onvoldoende opzegging voor zover deze partij een opzeggingstermijn van achttien maanden in acht heeft genomen“.
Deze toevoeging wordt verondersteld de hoeveelheid lopende rechtszaken te verminderen door aannemers in staat te stellen rechtszaken te ontlopen wanneer zij de beëindiging 18 maanden van tevoren aankondigen.
Behoudens specifieke gevallen of enkele historisch lange relaties, is het onwaarschijnlijk dat een dergelijke duur te kort zou zijn.
Voor een groot aantal commerciële relaties kan de termijn van 18 maanden echter vrij lang lijken en aannemers zullen waarschijnlijk geen gebruik maken van de hun geboden mogelijkheid om aan vorderingen te ontkomen.
Het doel van de hervorming – het verminderen van het aantal geschillen – blijft hypothetisch, vooral gezien de aanhoudende grijze gebieden.
Eerst is het niet duidelijk of een rechtbank een opzegtermijn van meer dan 18 maanden kan bevelen (bv. wanneer de opzegtermijn van de partij korter is dan 18 maanden, of wanneer de partij geen opzegtermijn in acht neemt). De tekst is niet letterlijk bindend voor de bevoegdheden van de rechter, hoewel een opzegtermijn van meer dan 18 maanden in strijd lijkt met de geest van het nieuwe artikel. Bovendien zijn de regels voor de berekening van de schadevergoeding niet uniform of geharmoniseerd, wat als zodanig tot meer geschillen leidt.